Een ondankbare taak

Ik stap vanochtend de voordeur van onze flat uit, hoor iets links voor me een geluidje, en zie dat de man van de posterplakfirma daar bij een meterkast op het trottoir bezig is om zo’n opgebrachte passe-partoutlijst open te klikken. Rechts voor onze flat-ingang blijkt hij zijn bestelauto te hebben neergezet.

Achter de open deur ontwaar ik een hele stapel reeds verwijderde hardboardplaten, beplakt met affiches die kennelijk over de uiterste verschijningsdatum heen zijn. Ik realiseer me dat hij de meterkast naast onze flat-ingang al voorzien heeft, en kijk achter me wat voor nieuwe poster daar nu weer hangt. Verdomd als het niet waar is: Serrano’s portret van Trump heeft nu ook eindelijk ons bereikt. Zij het zonder het Hitlersnorretje waarmee een Trumphater die afzichtelijke Trumpkop  vrijwel overal elders in de stad heeft opgesierd. Al is dat natuurlijk slechts een kwestie van tijd. De Trunphater mag bij mij gerust een kopje koffie komen halen als het zover is. Krijgt hij er een lekker koekje bij.

Terwijl ik nog even door de open deur in de laadruimte van de posterplakwagen rondkoekeloer, komt de posterplakpersoon, klaar met zijn klusje, naast me staan. Het blijkt een vrolijkerd.

“Mooie spullen heb je daar bij je”, evalueer ik, achter me wijzend naar de beeltenis van Trump.

“Ach ja, je moet wat hè”, zegt hij.

Ik: “Had hem bijna een trap voor zijn rotkop gegeven. Al is dat is ook wat kinderachtig hè. Maar straks zal er wel weer heel gauw zo’n snorretje op zitten.”

Hij beaamt het grijnzend, betuigt iets van adhesie, sluit de deur van zijn bestelbus en stapt weer achter het stuur, op weg naar een volgende meterkast.

Even kijken, waar had ik die viltstift nou ook alweer gelaten?


Aan het Damsterdiep in Stad, “alwaar Loppersum uythangt”

In Vervolg op: Uithangbord Lopster Veerhuis vermist.

Afgaande op een gevelsteentje met het jaartal 1634 boven de onderste verdieping, werd het monumentale pand Damsterdiep 36 met zijn zadeldak en puntgevel in dat jaar gebouwd. Wat de functie was, stond echter niet meteen vast. Pas vanaf 1654 heette het de Loppersum, in samenhang  met een uithangbord dat het wapen van Loppersum toonde,  dwz een sleutel met een daarmee gekruist zwaard (of sabel) op een rode ondergrond, zoals de Loppersumer proosdij het in de Middeleeuwen voerde, en zoals het later is overgenomen door het kerspel en de gemeente Loppersum tot 1991, toen de oude gemeente Loppersum met enkele andere opging in een groter verband.

De sleutel stond voor Petrus en het zwaard voor Paulus. Getuige enige tientallen akten bleef de naam van het pand in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw voortdurend gelijk en daarmee waarschijnlijk ook het  uithangbord, dat toen tevens voortdurend ‘t adres aan het Damsterdiep markeerde. Zo worden de bewoners op lijsten van uithangborden die het stadsbestuur in 1765 en 1792 liet aanleggen, genoteerd als Jan Egberts Schuiling,  “herbergier an Damsterdiep, in Loppersum” en “de weduwe Jan Egberts Schuiling an ‘t Damsterdiep, tot uithangbort Loppersum”. Overigens waren dit geen voorzaten van Groningens huidige burgemeester, zoals de genealoog Nel Elema heeft aangetoond. Ook in advertenties voor bijvoorbeeld allerlei vastgoedveilingen die in de Loppersum plaatsvonden, geeft de Groninger Courant het adres zo aan: 1764 – bij de herbergier Jan Schuiling aan het Damsterdiep te Groningen “alwaar Loppersum uythangt”; 1776 – ten huize van J.E. Schuiling aan ’t Damsterdiep , alwaar Loppersum uithangt” etc.

Naast onderdak voor dergelijke vastgoedveilingen bood herberg Het Wapen van Loppersum, waarschijnlijk in een achterliggende schuur, in 1782 ook stobben baggerturf aan, die afkomstig waren uit het grensgebied van de Noord-Drentse marken Zuidlaren en Schipborg, en die qua kwaliteit “niet zwavelagtig is” (dus geen rode smeer op meubels achterliet) , en “wel koolen houd”, maw die de warmte van steenkolen evenaarde. (Puike turf, mensen, puike turf!)

De familie Schuiling bleef in herberg de Loppersum gasten ontvangen tot mei 1830. Toen liet Klaas Schuiling, hun laatste representant, in de eigen herberg de algehele inboedel veilen door een boelhuis, de firma Bos & Comp.  Dat het hier niet zomaar om een doorsnee aggenebbish kroegje ging, toont de summier weergegeven inventaris: kabinet, chiffonnière, uittrek-, lade- en andere -tafels, eene menigte stoelen, spiegels, schilderijen, porseleinen, waaronder een groot Japansch [kast]Stel, glas- en aardewerk, koper en tin,  bierkannen en -maten, tapkast, Vriesche klok, eene groote partij beddegoederen, dekens, beddelinnens en verder toebehooren, en veel meer andere goederen, alles vóór den Verkoop te bezien.”

Opmerkelijk en veelzeggend is, dat de nieuwe eigenaren dan beginnen te variëren met de naam van de herberg aan het Damsterdiep. Ze noemen het in 1835 een “logement waar het Loppersummer Veerhuis en Nieuw Delfzijl uithangt”.  Het was dus niet meer slechts een herberg, primair bestemd voor mensen uit de omgeving van Loppersum (die dan wel veelal per trekschuit zullen zijn aangekomen), maar ook een veerhuis voor passagiers en stukgoederen, afkomstig van en bestemd voor beurtschepen in en vanuit de richting Delfzijl, waarmee het bereik toch wat groter is geworden. In 1891 verkopen de erven H. Rollema dit veerhuis met recht van vergunning, stallen, en bleekveld voor ruim  12.000 gulden. Geen kattepis!

Begin twintigste eeuw wordt de aloude herberg meestal wat moderner aangeduid  als café met de achternaam van de eigenaar. In het interieur staat dan een eersteklas biljart van de firma De Schepper, die destijds nog dichtbij gevestigd was aan het Schuitendiep. In 1907 heeft de weduwe M. Kooi een mooie bijverdienste aan de verkoop van kaarten voor Circus Carré. – Dames en Heren, Komt dat zien. Komt dat zien!

Samenhangend met de komst van de Veemarkt, lijken de achterliggende veestallingen, maar ook de bergplaatsen voor fietsen steeds belangrijker. Er is een stalknecht aanwezig. Die bedient dan de aanwezige bascule voor het wegen van levende have. Soms is de uitbater van de Loppersum een schaap kwijt, of biedt hij een “makke en beslist gewillige schimmelmoerkopkidde” te koop aan, dan wel een “solide bodewagen op veren””.

Met alle handel is een telefoon uiteraard volstrekt onontbeerlijk. Die doet in 1913 zijn intree. Meneer Klaas Tiktak en zonen, die in 1870 op het achterliggende terrein een koffiebranderij en handel in koloniale waren zijn begonnen, hebben er missschien soms ook wel gebruik van gemaakt. Tiktak zal later het cafébedrijf opkopen, en er kantoren gaan inrichten. Geïnspireerd door berijmde Groninger streektaalstukjes zoals „Houw dat Jan an zien Saar komen is”, geeft hij zelfs nog weer een nieuwe naam aan de oude herberg Loppersum. Dankzij hem krijgt het wapen van Loppersum op het uithangbord namelijk gezelschap van de betiteling ‘het Lopster Veerhoes’. (Eerder liet men het liever bij Nederlands.) Tiktaks koffiebranders verhuizen al in 1975 naar een bedrijfsterrein aan de Rouaanstraat, terwijl zijn kantoormedewerkers daar tien jaar later heen verhuizen. De laatste die nog iets van de oude functie van het vastgoed in eer hield, was wellicht Tiktaks directeur Palm – hij was namelijk tevens actief in het vervoerwezen bij het Beurtvaartadres, een pakketdienst voor stukgoed. Na Tiktak komt de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) dan in het Lopster Veerhuis. Maar daar denken de Stadjers bij voorkeur niet aan terug – Kredietbank associëren ze immers meteen met een beruchte financiële affaire, waarmee hun stad voor bijna 60 miljoen het schip in is gegaan..


Uithangbord Lopster Veerhuis vermist

Onbekende personen hebben onlangs op de hoek Damsterdiep/ Lopersummergang het uithangbord van herberg de Loppersum (meer recent het Lopster Veerhuis genaamd), op ’t adres Damsterdiep nz 36, zonder toestemming van de huidige huurders weggenomen, evenals het straatnaambord van de Loppersummergang om de hoek. Mocht u weten waar deze voorwerpen zich bevinden, dan stellen we melding daarvan zéér op prijs. Alvast hartelijk dank !

Vanaf deze locatie zijn in het weekend van Goede vrijdag en beide Paasdagen, eind maart, begin april 2024, zowel het uithangbord van de vroegere herberg Loppersum (later ‘t Lopster Veerhuis genoemd), als het straatnaambord van de Loppersummergang, door onbekenden weggenomen. Het uithangbord hoort met zijn oude wapen van Loppersum juridisch ‘onlosmakelijk’ bij het monumentale pand Damsterdiep 36, dat eigendom is van de gemeente Groningen. Degenen die het uithangbord hebben meegenomen, duperen daar niet alleen de lokale overheid, maar ook de stadjers in het algemeen mee. Zij hebben immers grote waardering voor zulk monumentaal erfgoed, dat volgens de gemeente ook “van grote economische en maatschappelijke waarde” is: “Het geeft karakter en sfeer aan de stad en draagt zo bij aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Groningen”. Mocht u dus weten waar de vermiste voorwerpen zich bevinden, dan kunt u dat melden bij mij, bij de huurders van het pand, bij de gemeente, of bij de politie. Alvast hàrtelijk dank!

De foto, een uitsnede, komt van het Wikimedia-commonsaccount van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

NB: Wordt nog vervolgd met de beknopte geschiedenis van het pand.


Wanhopig huis zoekt baas

Kom ik door de stad gepeddeld, zie ik dit makelaarsbord aan de Eelderstraat in de Badstratenbuurt hangen. Er is een andere, betere naam voor zo’n bord, maar helaas, dat ben ik vergeten.

Anyway, ‘Huis zoekt baas’. Ik zie het al zoeken, snuffelend door wijken en langs straten, kwispelend naar woonconsumenten die misschien, heel eventueel gading zullen maken, maar nog even steeds even wanhopig zoekend als aan het begin van zijn queeste. Potentiële bazen keren zich in weerzin van hem af. Wie wil zo’n bedelend huis nou nog? Geeneen toch? Zelfs niet als het een en al bereidwilligheid zijn prijs nog maar eens ten overvloede verlaagt. Straks laat het zich nog veilen bij afslag – de laagste bieders trekken aan het langste eind, voor een absolute bodemprijs. Vooruit dan maar. Andere huizen zakken misschien nog verder in prijs, en wat dan? Dan is het gedoemd om nòg verder te moeten zakken. Dat gun je zo’n huis toch niet? Red het mensen, red het vlug! Voor het te laat is.


Hoe mijn katten verschillen

MimiCoco
ExtravertIntrovert
ActiefPassief
Dol op balspelletjes en apporteertNegeert balletjes en laat ze het liefst liggen
Pratend/mauwendToont stilletjes hoe ze iets opgelost wil zien
KieskeurigEnorm hongerig
Zit liefst in het achterraamZit het liefst in het raam voor
Ontsnapt bij voorkeur naar gang en slaapkamerOntsnapt liefst naar studeer- en computerkamer
Zit graag op schoot en snortZit graag in de gootsteen en op ‘t aanrecht
Krabt en bijt bijna nooitKrabt en bijt soms bij het aanhalen
Klimmer, springer en hoogtezoekerHeeft hoogtevrees en vindt de tafel al hoog genoeg

Boerderijenverval en zilverpronk

Doel van het tochtje langs het Damsterdiep, afgelopen zaterdag, was uiteindelijk de Groninger Zilverkamer in Appingedam, waar een expositie hing, die onder de titel ‘Metamorfose van een oud boerenland’ recent werk van de kunstenaars Marten Siegers en Regina Pijning combineerde met veelal ouder werk van De Ploeg en zilver uit de eigen collectie van die Zilverkamer. Ik kwam vooral voor de beeldende kunst en die viel me een beetje tegen. Niet zozeer het lichte, etherische werk van Siegers, als wel de zwaar aangezette bouwvallen van fotograaf Pijning, die de invloed van de NAM met zijn aardbevingsschade zwaar inwreven. Ik hou mijn bespreking daarom, met excuses aan Pijning, maar even beperkt tot Siegers.

Boerderij ‘De Kaap’ aan een doodlopende ree even ten noorden van Spijk:

Weende tussen Vlagtwedde en Sellingen:

De op het eerste gezicht zwaar beschadigd lijkende Toppingaheerd bij ’t Zandt, waarop echter bij nader inzien het gebladerte een deel van het zicht ontneemt:

De Koningslaagte bij Noorderhoogerbrug, met de skyline van de stad Groningen op de achtergrond:

Erg fraai vond ik deze weergave van de enorme boerderij Feldwerdervoorwerk nabij Kolhol (onder Spijk) met oplichtende stutten bij donkere avond:

Wat betreft het oudere werk van De Ploeg viel mijn keus op de plaats Melkema van Jannes de Vries – deze boerderij, bekend om haar gastronomie, is onlangs gerestaureerd:

De lekker vette houtsnede van een Amsterdamse Schoolwoning aan de Albert Harkemaweg in Aduard door Reinier van den Berg:

Hoewel het me daar niet om ging, toch ook even naar het tentoongestelde zilver in de Zilverkamer gekeken. Boeiend vond ik vanwege de geografische spreiding een inleidend kaartje met zilversmeden, gevestigd in Groningerland:

Duidelijk was, dat die vooral ten zuidoosten van Damsterdiep en Eemskanaal voorkwamen, in het Oldambt en de Veenkoloniën. Daar zat dus de rijkdom van onze provincie bij de dikke graanboeren, de scheepsbouwers, de reders en de coasterschippers. In de zandstreken Westerkwartier en Westerwolde schitterden zilversmeden echter door afwezigheid, omdat daar hun klandizie ontbrak.

Een bierpul met scheepjesschellingen (munten ter waarde van 5,5 à 6 stuivers, gefabriceerd in de werkplaats van de wed. H. Ridder te Groningen, 1840:

Vergat te noteren wie deze eendvogels maakte – hoe dan ook, ze zijn prachtig:

Evenals deze kwartel of patrijs?, haan en steltloper:

Tot slot het boveneind van een recent door de Zilverkamer verworven ”zwijnslepel’ met ingegraveerde afbeelding van prijsvarken wegende maar liefst 460 pond, welke lepel in 1779 aan zijn klandizie werd uitgeloofd door de varkenskoper Tjeerd Jans Lantinga uit Onderdendam (Menkeweer):


Langs ’t Damsterdiep en Rusthoven

De drie kalkovens aan de Rijksweg bij Garmerwolde, waarin de firma Wigboldus ooit schelpkalk brandde, en die sinds enkele jaren in gebruik zijn als woonruimte, staan opnieuw te koop:

Voorjaar bij Winneweer:

Bloeiend koolzaad aan de noordwestkant van Winneweer:

De klap van Wirdum, waar mijn voorvader Albert Vondeling ten tijde van zijn huwelijk in 1825 boerenknecht was:

Dikke pollen dotters op de oevers van het Damsterdiep tussen Appingedam en Wirdum:

Ook bij Wirdum:

Eindelijk even rondgekeken bij de ruïnes van tichelwerk (steenfabriek) Rusthoven:

Bij de opknapbeurt door Het Groninger Landschap kwam dit bord, door het personeel aangeboden aan de eigenaren van de fabriek, weer tevoorschijn:

DE muren van de ringover raken weer aardig overwoekerd door berenklauwen en paardenbloemen, wortelend in de uitgespoelde voegen:

Het middenterrein is niet toegankelijk wegens de voortdurende bouwvalligheid, en maar terecht ook:

Terzijde van het terrein een hekje met Franse lelies. Voor de deur van een voormalige garage staan een paar workmates:

De aanzet van de vroegere fabriekspijp:

Op het terrein ernaast vind je het vroeger borgje Rusthoven, waar vanaf 1804 de eigenaren van het tichelwerk woonden, die op dat personeelsbord hierboven staan:

Er liggen wat boomcingels omheen tegen al te veel inkijk door dat personeel:

Je kunt er aardig wandelen over de paden die het Groninger Landschap aanlegde:

Tuinkoepel:

Ook hier is weer goed te zien waarom vrije toegankelijkheid niet erg aan te raden is:

Een laatste blik op de oven met de aanzet van de fabriekspijp:

Bord met overzicht van de fabriek:

Een eindje verder aan het Damsterdiep ligt de buitenplaats Ekenstein, met op de bijbehorende schuur deze rijk bewerkte gevelsteen:

Museum Möhlmann was helaas dicht voor een ‘versterkingsoperatie die de aardbevingsschade in een paar jaar tijd moet wegwerken:’

Een oude vrouw las in de tuin in haar bijbel:

Achter haar blies een een muzikant op zijn doedelzak met dubbele schalmeien:

Voor de achterdeur hielden een griffioen en een wolf de wacht:

Gevelsteen met zwaan aan de Dijkstraat in Appingedam – Niet sonder God was zijn Lutherse? motto, dat ook aan het Martinikerkhof in de stad valt te zien. De halsband duidt waarschijnlijk op een recht van zwanendrift:

Elders in Appingedam was een stadsomroeper druk bezig met het verkondigen van zijn boodschappen:

Terwijl een panter aan de gevel van een dierenartsenpraktijk naar boven sloop. Het betreft een eigen ontwerp van de uit Gent afkomstige dierenarts Jo van Zeebroeck:


Een glimp van de Aduarder abdij

Bij de Aduarder Voorwerk, een buurtschap van later vier boerderijen, ontstaan uit een kloosteruithof van de middeleeuwse abdij Aduard, zijn in een pas gegraven kabelsleuf in een wegberm ren noorden van het Van Starkenborghkanaal, recent opnieuw bakstenen tevoorschijn gekomen, die waarschijnlijk afkomstig zijn van een tweetal schuren of grangiae, waarin de lekenbroeders van en voor het klooster graan opsloegen en levende have stalden. De schuren stonden naast en in het verlengde van elkaar.

Naast kloostermoppen van de oudste soort, gebakken in de dertiende eeuw, zijn trapeziumvormige en ronde bakstenen (‘kraalstenen’) gevonden die deel uitmaakten van een raamomlijsting in romanogotische stijl (tevens de stijl van vele Groninger kerken uit deze periode). Beide schuren zijn ongeveer 48 meter lang en waren dus tamelijk fors. Achter de schuren lag een gegraven waterloop. Bij het graven van het Van Starkenborghkanaal, ca 1931-1935 is een groot deel van de fundamenten uit deze periode helaas verdwenen, maar de uitgemeten restanten geven nog wel een voldoende goede indruk van hun formaat..

Eerder werden in de onmiddellijke nabijheid ook al trapeziumvormige bakstenen blootgelegd, die aan elkaar gelegd rondliepen, en zodoende een éénsteenslaag van een forse waterput vormden. Waarschijnlijk stond deze in een van beide schuren om het vee van water te kunnen voorzien. Of dit drinkwater van buiten uit de waterloop kwam, is onbekend.

Met dank aan Klaasjan Staal en Jacob Loer voor de explicatie van de gevonden restanten.


Massamoord herdacht met hapje en drankje

Bar TwentySeven biedt de mogelijkheid om tijdens de Nationale Herdenking het bijzondere en memorabele moment van dichtbij mee te maken”, luidde de aankondiging. “Geen gedrang tussen alle menigte buiten, maar beleef vanuit onze bar het uitzicht op de Dam en het Koninklijk Paleis onder het genot van heerlijke drankjes en hapjes.”

Mooie reclame voor je zaak, jongens. What’s next? Geheel verzorgd dagje uit in Dachau? Onbeperkt bunkeren in Bergen-Belsen? Nassen zoveel als u maar wilt in Natzweiler?

Paar jaar geleden was er ook een theatergezelschap dat dacht dat zoiets wel een fijn idee was. Verdedigden dat ook nog. Heb de indruk dat dit soort totaal toondove types toeneemt. Van mij mag zo’n zaak heel veel bezoek krijgen. Wel zes miljoen, als het kan.

Zal maar geen plaatje van totaal uitgehongerde kz-muzelmannen met honger-oedeem tonen. Hou het beperkt met deze prent van de Groninger graficus Gerrit Zevenberg:


En daar ging mijn prakkie

En daar ging mijn lekkere prakkie stamppot met restanten aardappelen-wortels-andijvie-kaas-en-spekkies. In een glijdende beweging elegant vanaf het aanrecht omgekeerd op de keukenvloer. De katten, altijd bereid tot hulp, begonnen meteen wat kleinere scherven naar de huiskamer te sjouwen, Gelukkig zat nog ongeveer een derde van de hoeveelheid prak in de pan. Kon, toen ik de grootste scherven had opgeruimd, ook nog wat van de hoop afschrapen- d.w.z. het deel dat niet in aanraking met de keukenvloer was geweest. Want om nou rechtstreeks van de vloer te eten, zie ik mij niet doen. Sommige mensen mogen dan beweren en dat je daar weerstand mee opbouwt, maar daar geloof ik niet zo in. De rest van de prak is meteen de vuilcontainer in gegaan. Zo zit je te koken, zo mik je het weg.


Een wandeling over het Suikerterrein

Adagium op de zuidmuur van de voormalige stad-Groninger suikerfabriek:

Cadillac Coupe de Ville uit de jaren 60 op het parkeerterrein:

Kunstwerk daar dichtbij, dat ingestort lijkt”:

Hybride logo van Broedplaats de Campagne, dat nog nieuwe leden zoekt voor haar werkplaatsen:

Jazzy schildering:

Gebreide knuffel in de zon:

Metalen octopus met waterhoofd:

Zeepaard met vinnen:

Dreadhead met ongelijke wimpers:

Peerd op wielen:

Abstract-geometrische schildering op romneyloods:

Metalen insectenoog van binnen gezien op paal:

Assortiment blikken:

Noors aandoende wimpel:

Richtingaanwijzers op roze voetstukken:

Toegangshek tot gebouw dat ‘De Pionier’ is genoemd:

Bandenmerk op laadbak voor grond of puin:

Het westelijke stuk terrein waar straks de eerste woningen zullen verrijzen is dankzij een onderliggende laag knikklei nogal; drassig, vandaar deze noodgreppel (draineren lijkt me beter dan zo’n goedkope improvisatie):

Cyclopenoog op pootjes:

Graffiti-artiest spuit selfie:


Possemis als familienaam

Dit opsporingsbericht zag je vorige maand overal in Hoogkerk en omgeving hangen: aan bomen, bushaltes en lantaarnpalen, in supermarkten en patatzaken. De zoekactie werd eind maart zonder resultaat gestaakt. Waarschijnlijk is de man ergens tussen Haren en het woonwagenkamp De Kring aan de Peizerweg, waar hij tijdelijk bij zijn broer inwoonde, met zijn e-bike te water geraakt. Dat kan het Noordwillemskanaal of het Hoornsediep, maar ook bij het Paterswoldsemeer of het Omgelegde Eelderdiep zijn geweest.

Waar het mij om gaat is die intrigerende familienaam: Possemis. vermoedelijk betreft het een verbastering van Posthumus of Postmus of iets dergelijks. Tegenwoordig komt de naam Possemis verspreid door heel Nederland voor, met uitzondering van Limburg en Zeeland. De meeste naamdragers wonen nu in de gemeenten Apeldoorn en Groningen. In 1947 was dat nog in Friesland. Friesland is vanouds ook de provincie met de meeste Posthumussen en Postmussen. Vooral in de Woudstreek zitten er veel. Zo kwam ik ook op de afleiding.

Posthumus is weer afgeleid van posthuum – de oudste naamdrager werd waarschijnlijk zo genoemd omdat hij geboren was na de dood van zijn vader.. Later werd dit niet meer zo begrepen, vandaar de verbastering tot Possemis bij de nazaten..


Hoogkerker bloem- en bloesempracht

Bij Bangeweer, een van de nog resterende fruitbomen:

En de andere:

Ook bij de Zuiderweg, maar dan aan de noordkant van het spoor, verzorgt een bewoner ieder voorjaar weer tot plezier van vele passanten een prachtig ‘keukenhofje’ – een van de perkjes:

Bij de Roderwolderdijk, in het Minervapark, schieten de bomen nu ook in bloei:


Zeldzaam Mooi Markt

Dacht dat er gistermiddag een festivalletje op het suikerfabrieksterrein zou zijn, maar daar bleek helemaal niets te doen, zodat ik maar ben doorgefietst naar de Vismarkt waar een Zeldzaam Mooi Markt plaatsvond. Wie je op dat soort markten altijd vinden kunt, is oud-buurtgenoot Frits Casparie met zijn hout- en linoleumsnedes:

Voor deze van het Trompbruggetje nabij het Cultuurcentrum d’Oosterpoort vroeg hij 45 euro, een zeer schappelijke prijs:

Een feest van herkenning! Op de voorgrond de treurwilgen, links de Trompkade met het huis waar Anna Massaut woonde naast het café van Jannes Bosklopper, en rechtsboven de poortjes van de Oude Veemarkt die indertijd vooral dankzij Arnold Bosdriesz en het Buurtoverleg Oosterpoort zijn teruggekomen op die plek.

Op de markt liep nog een ouwe bekende uit de Oosterpoort rond: een enorm afgeslankte Hansje Brokken, in de jaren 70 portier van The Jolly Joker, een bekende disco in de Poelestraat:

Bij mijn rondgang over de markt zag ik vrij weinig van mijn gading. Die blinde kaart van Groningen moet ik een andere keer maar eens meenemen:

Spullen die afkomstig leken uit de nalatenschap van een privé-detective:

Nederland’s grootste bedrijven vanuit de lucht door Jan Feith, een KLM-uitgave uit 1925 die ook wel op Delpher staat en daar door te bladeren is (klink link):

Een speldjesverzameling waar ik een andere keer nog eens doorheen moet:

Zo het jaar door kom ik in de stad weinig oude bekenden tegen. Dit was de derde in een krap een half uur tijd – bij het scheiden van de markt hielp oud-GroenLinks-raadslid Hans-Paul Klijnsma bij het opruimen van een kraam:


De Beckson buskaartjesautomaat

Elf jaar geleden had ik hier een logje over een buskaartje uit een Beckson-kaartjesautomaat, zoals die begin jaren 70 nog bij tal van streekvervoerders in gebruik was. Jos Kuntzel, die zich dat waarschijnlijk herinnerde, stuurde me een linkje op naar een video over de geschiedenis en – beknopt – de werking van het apparaat:

Volgens de video was een Christopher Becker, geboren in 1805, de uitvinder van het geval. Vlak voor hij meerderjarig zou worden, in 1829, begon hij in Groningen een fabriekje voor precisie weegschalen, en ook ook op optisch gebied heeft hij een en ander ondernomen. Helaas is deze Christopher Becker noch in Alle Groningers, noch in WieWasWie, en dus ook niet in de burgerlijke stand terug te vinden. Afgezien van deze biografische lacune en in technisch opzicht lijkt me de video wel betrouwbaar.

Toch aardig om zo’n Beckson nog eens terug te zien, na zoveel jaar.

Bedankt voor de tip, Jos!